Het Spaanse alfabet heeft één letter meer dan het Nederlandse alfabet. Dit is de Spaanse letter Ñ. In totaal bestaat het Spaanse alfabet dus uit 27 letters. 

In het Nederlands zeggen we het alfabet. Hoe ze dit in Spanje zeggen lijkt hier erg op. Daar zeggen ze namelijk “el alfabeto”.

De Y heet in het Spaans de “ye”. Je spreek de y uit in het Nederlands zoals de j in jassen. Staat de “y” los dan spreek je deze uit als ie in fiets.

De B heet in het Spaans de “be”. Deze is gelukkig makkelijk om uit te spreken en spreek je op dezelfde manier uit als een “b” in het Nederlands.

De Ñ heet in het Spaans de “eñe”. Dit is een letter die wij in het Nederlands niet hebben en daarom ook lastiger uit te spreken is. Je spreekt de ñ uit als “nj”. Bijvoorbeeld in “ranja”.

De G heet in het Spaans de “ge”. De “g” spreek je uit als een harde “g” wanneer deze voor een -e of -i staat. Staat er een andere letter achter dan krijg je een zachte g die klinkt als “ch”.

De V heet in het Spaans de “uve”. Ondanks dat het de letter “v” is, spreek je de “v” uit als een letter “b”. De stad Valencia spreek je dus ook uit als Balencia.

De W heet in het Spaans de “uve doble”. Deze spreek je in een woord uit als de letter “v”. Echter gebruiken de Spaanse deze letter niet. Hij komt dus alleen voor in niet Spaanse woorden.

De H heet in het Spaans de “hache”. Echter is de h een zeer aparte letter in het Spaans. Deze spreek je namelijk niet uit in woorden.