Haber of tener

Het verschil tussen haber en tener? Wij leggen je in deze Spaanse les exact uit wanneer je gebruik maakt van haber en tener. Daarnaast vertellen we je ook hoe je het werkwoord haber en tener moet vervoegen en hebben we enkele haber of tener oefeningen. Zo kun je direct testen of je het begrijpt.

Verschil haber en tener?

Om het verschil tussen haber en tener uit te kunnen leggen is het allereerst belangrijk om te weten wat deze werkwoorden beteken. Zowel haber als tener hebben als betekenis “hebben”. Hoe kun je dan uit elkaar houden? Er is een belangrijk verschil in hoe je ze gebruikt. Kortgezegd gebruik je het werkwoord tener om bezit aan te geven en het werkwoord haber wordt gebruikt “er is” of “er zijn” aan te geven. Het klinkt nog onduidelijk, dus we zullen het wat simpeler maken en enkele voorbeelden van haber en tener gebruiken

Wanneer gebruik je haber?

Je gebruikt haber om de aanwezigheid of beschikbaarheid van iets of iemand aan te geven. 

hay una fiesta esta noche = Er is een feest vanavond

In beide gevallen is het belangrijk om te weten dat “haber” wordt gebruikt om te praten over de aanwezigheid of beschikbaarheid van iets, in plaats van iemands bezit zoals bij “tener”.

Wanneer gebruik je tener?

Je gebruikt tener wanneer je bezit wilt aangeven. Je kan tener dus gebruiken wanneer je wilt vertellen wat van jou is of wat van een ander is. 

Tengo un libro = ik heb een boek
tengo un coche nuevo = ik heb een nieuwe auto

In welke gevallen gebruik je tener nog meer?
* Je gebruikt tener om aan te geven hoe je je voelt. 
Tengo frío = Ik heb het koud

* Je gebruikt tener om aan te geven hoe oud je bent
Tengo veintiséis años = Ik ben 26 jaar

* Je gebruikt de vorm van tener + ganas om uit te drukken dat je ergens zin in hebt. 
Tengo ganas de ir a la playa = Ik heb zin om naar het strand te gaan

Haber en tener vervoegen

Nu je weet wanneer je haber en tener moet gebruiken, is het belangrijk dat je weet hoe je moet vervoegen. 

Hieronder zie voor zowel haber als tener de vervoegingen in de tegenwoordige tijd. 

Haber (hebben)

  • yo he (ik had)
  • tú has (jij had)
  • él / ella / usted ha (hij/zij/u had)
  • nosotros hemos (wij hadden)
  • vosotros habeís (jullie hadden)
  • ellos / ellas / ustedes – han (zij/u hadden)

Tener (hebben)

  • yo tengo (ik heb)
  • tú tienes (jij hebt)
  • él / ella / usted tiene (hij/zij/u heeft)
  • nosotros tenemos (wij hebben)
  • vosotros tenéis (jullie hebben)
  • ellos / ellas / ustedes tienen (zij/u hebben)

Signaalwoorden voor haber en tener

Bij Spanishforstudents weten we dat het verschil tussen haber en tener soms toch nog lastig kan zijn. Gelukkig zijn er een aantal uitdrukkingen waarbij je altijd haber of tener moet gebruiken. Zo kan het dus nooit fout gaan.

Uitdrukkingen met tener;

  • Tener hambre = honger hebben
      • Tengo hamber = ik heb honger
  • Tener sed = dorst hebben
      • Tengo sed = ik heb dorst
  • Tener frío = Het koud hebben
      • tengo frío = ik heb het koud
  • Tener ganas de = zin hebben in
      • Tengo ganas de = ik heb zin in

Het verschil tussen hay que en tener que

Zowel bij haber als bij tener heb je de ook nog de vorm met que. Maar hoe maak je deze vorm nu eigenlijk. Dat doe je als volgt;
haber que + infinitief
tener que + infinitief

“Hay que” en “tener que” geven een bepaalde noodzaak aan. Wel zit hier nog een duidelijk verschil in. Zo wordt haber que gebruikt om aan te geven dat er in het algemeen iets moet gebeuren. Tener que wordt gebruikt om aan te geven dat een specifiek iemand iets moet doen.

Is het verschil tussen haber que en tener que al helemaal duidelijk? Gelukkig hebben we enkele voorbeelden;

* Tengo que hacer mis deberes = Ik moet mijn huiswerk doen. 

* Hay que hacer los deberes = het huiswerk moet gedaan worden.

Haber que blijft dan ook altijd met de vorm hay. Bij tener que wordt tener aangepast aan de persoon en het aantal. Zo kan er bijvoorbeeld tengo que, tienes que of tiene que gebruikt worden.

Meer leren zoals het verschil tussen haber of tener?

Is voor jou het verschil tussen haber en tener helemaal duidelijk? Maar blijven bijvoorbeeld andere verschillen in het Spaans nog lastig? Kijk dan ook eens bij het verschil tussen ser en estar