Preterito imperfecto

Wil jij weten wanneer je de preterito imperfecto gebruikt? En hoe je de imperfecto moet vervoegen? In deze Spaanse les leggen we je alles uit over deze Spaanse verleden tijd!

Wat is de preterito imperfecto

Om uitleg te kunnen geven over wat de preterito imperfecto is, is het belangrijk om eerst te weten wat de preterito imperfecto is. De preterito imperfecto is de verleden tijd in het Spaans. In het Nederlands kennen we deze tijd ook wel als de onvoltooid verleden tijd

Je gebruikt de imperfecto om een actie te beschrijven die in het verleden plaatsvond, maar die niet is geëindigd of waarvan je het niet weet. Je gebruikt de imperfecto vaak om achtergrondinformatie of routine-acties te beschrijven terwijl er een andere actie zich afspeelt.

Preterito imperfecto uitleg

Nu je weet wat de preterito imperfecto is, is het tijd om iets dieper in te gaan op wanneer je de preterito perfecto moet gebruiken. Je gebruikt de preterito perfecto in de volgende situaties;

  • Je gebruikt de imperfecto wanneer je een situatie in het verleden wilt omschrijven, maar het niet duidelijk of belangrijk is wanneer de gebeurtenis plaatsvond. De gebeurtenis kan dus nog steeds bezig zijn. 
  • je gebruikt de imperfecto om gewoontes in het verleden aan te geven. Iets wat je altijd doet of wat vaker terugkomt. 
  • Je gebruikt de imperfecto om gebeurtenissen in het verleden te omschrijven die op de achtergrond gebeuren.
  • Je gebruikt de preterito imperfecto om een tijd of leeftijd in het verleden aan te duiden
    • Eran los siete = Het was 07:00
    • Tenía 25 años = Ik was 25 jaar

Hoe gebruik je de imperfecto?

Je gebruikt de preterito imperfecto dus om een actie die in het verleden plaatsvond, maar zonder specifieke tijd of einde te beschrijven.

Je weet nu dus wanneer je hem gebruikt. Maar hoe gebruik je hem dan? Dat is heel makkelijk. Je vormt de imperfecto door het hele werkwoord (infinitief) te gebruiken. Hier haal je vervolgens -ar, –er en -ir vanaf.  Vervolgens voeg je hier de juist uitgangen aan toe.

Om het gemakkelijk te maken krijgen de uitgangen van werkwoorden die eindigen op -er en -ir dezelfde uitgangen.

Preterito imperfecto vervoegen

Nu je de uitleg over wanneer je de Spaanse imperfecto gebruikt en hoe je hem gebruikt hebt gehad is het tijd om de preterito imperfecto te gaan vervoegen. Hoe je de imperfecto in het Spaans vervoegd? Dat laten we je zien aan de hand van drie voorbeelden. Voor elke uitgang hebben we er één.

Hablar (praten)

  • yo hablaba (ik praatte)
  • tú hablabas (jij praatte)
  • él / ella / usted hablaba (hij/zij/u praatte)
  • nosotros hablábamos (wij praatten)
  • vosotros hablabais (jullie praatten)
  • ellos / ellas / ustedes hablaban (zij praatten)

Comer (eten)

  • yo comía (ik at)
  • tú comías (jij at)
  • él / ella / usted comía (hij/zij/u at)
  • nosotros comíamos (wij aten)
  • vosotros comíais (jullie aten)
  • ellos / ellas / ustedes comían (zij aten)

Vivir (leven)

  • yo vivía (ik leefde)
  • tú vivías (jij leefde)
  • él/ella/usted vivía (hij/zij/u leefde)
  • nosotros vivíamos (wij leefden)
  • vosotros vivíais (jullie leefden)
  • ellos/ellas/ustedes vivían (zij leefden)

Preterito imperfecto verbos irregulares vervoegen

Naast de regelmatige werkwoorden in de preterito imperfecto zijn er natuurlijk ook enkele onregelmatige werkwoorden (verbos irregulares). Voor de imperfecto geldt dat er maar drie verbos irregulares zijn. Wanneer je de regelmatige uitgangen kent en deze 3 onregelmatige werkwoorden. Kun je dus elk werkwoord vervoegen!

Hieronder vind je de drie onregelmatige werkwoorden voor de imperfecto met daarbij de uitgangen;

 

Ser (zijn)

  • Yo era = Ik was
  • Tú eras = Jij was
  • Él / ella / usted era = Hij / zij / u was
  • Nosotros éramos = Wij waren
  • Vosotros erais = Jullie waren
  • Ellos / ellas / ustedes eran = Zij waren

Ver (zien)

  • Yo veía = Ik zag
  • Tú veías = Jij zag
  • Él / ella / usted veía = Hij / zij / u zag
  • Nosotros veíamos = Wij zagen
  • Vosotros veíais = Jullie zagen
  • Ellos / ellas / ustedes veían = Zij zagen

Ir (gaan)

  • Yo iba = Ik ging
  • Tú ibas = Jij ging
  • Él / ella / usted iba = Hij / zij / u ging
  • Nosotros íbamos = Wij gingen
  • Vosotros ibais = Jullie gingen
  • Ellos / ellas / ustedes iban = Zij gingen

Signaalwoorden voor de preterito imperfecto

Om het makkelijker te maken zijn er enkele signaalwoorden waaraan je el preterito imperfecto kan herkennen. Zo weet je direct of je deze tijd moet gebruiken;

  • Siempre = Altijd
  • Cada dia = Iedere dag
  • Antes = Vroeger
  • Normalmente = Normaal gesproken
  • Mientras = Terwijl

Preterito imperfecto oefeningen

Wil jij graag je kennis over de preterito perfecto testen of juist verbeteren? Wij hebben verschillende oefeningen met de perfecto voor je. Ga direct aan de slag!

Meer leren zoals de preterito imperfecto?

Wil jij meer leren zoals de preterito imperfecto? Kijk dan eens bij de preterito perfecto en de preterito indefinido en leer ook andere Spaanse verleden tijden. Voor de tegenwoordige tijd en de futuro ga je naar alle Spaanse tijden

De preterito imperfecto is de verleden tijd in het Spaans. In het Nederlands is deze tijd ook wel beter bekent als onvoltooid verleden tijd.

Hoe je imperfecto gebruikt? Je vormt de imperfecto door het infinitief van het werkwoord te pakken. Van het infinitief haal je -ar, -er en -ir af en voeg je er de uitgang van de imperfecto aan toe. Het grootste voordeel van de imperfecto? De uitgangen voor werkwoorden die eindigen op -er en -ir zijn hetzelfde.

Je gebruikt de preterito imperfecto wanneer je een actie wilt beschrijven die in het verleden plaatsvond, maar die niet is geëindigd of waarvan je het niet weet. Je gebruikt de imperfecto vaak om achtergrondinformatie of routine-acties te beschrijven terwijl er een andere actie zich afspeelt. Tevens gebruik je de preterito imperfecto om een tijd of leeftijd in het verleden aan te duiden.